Westerse oliemaatschappijen in gesprek over Iraakse contracten

Uit Wikinieuws

21 juni 2008 

Olieraffinaderij van Shell

Het Brits-Nederlandse Shell, Het Britse BP, het Amerikaanse ExxonMobil en het Franse Total zijn in gesprek met het Iraakse ministerie van Olie over servicecontracten voor de Iraakse olie-industrie, zo meldt de Amerikaanse krant International Herald Tribune op basis van anonieme bronnen. Volgens de krant zullen de servicecontracten de vier maatschappijen een goed uitgangspunt geven voor onderhandelingen over een belang in de Iraakse oliewinning.

De contracten worden niet geveild maar gegund en de maatschappijen krijgen hierdoor een voorsprong op concurrenten uit onder meer Rusland, China en India. Op het Franse Total na, zijn alle maatschappijen afkomstig uit landen die betrokken zijn of waren bij de Iraakse oorlog.

Voor de nationalisatie van de Iraakse olie-industrie door Saddam Hoessein in 1972, waren de vier maatschappijen al betrokken bij de Iraakse oliewinning. Door de huidige oorlogs-situatie in Irak is medewerking aan de olie-industrie niet zonder risico's, maar door de veronderstelde grote olievoorraden in Irak en de huidige hoge olieprijs zijn ook de mogelijke winsten groot. Ook voor de Iraakse regering is de kennis en moderne technologie die de westerse maatschappijen kunnen inbrengen een mogelijkheid om de inkomsten uit olie door verdere ontwikkeling van de olie-industrie te vergroten.

Een woordvoerder van Total bevestigde dat er gesprekken gaande zijn met Irak over "technische diensverlening" aan de olie-industrie. Exxon Mobile liet weten dat het geinteresseerd is in "zakelijke kansen" in Irak, maar noemde praten over contracten "prematuur". Shell wilde geen toelichting geven over de contacten met Irak.

Bronnen[bewerken]