Opinie: Filosofie van het grote geld

Uit Wikinieuws
(Doorverwezen vanaf Filosofie van het grote geld)
Klik hier om zelf een nieuwsartikel te schrijven.

14 april 2008 

Opinie: Filosofie van het grote geld

Al is de wereld van vandaag voor veel mensen sterk veranderd ten opzichte van vijftig, vijfhonderd of vijfduizend jaar geleden, toch zijn enkele basisprincipes nog steeds van kracht. Een van die principes is dat mensen streven naar macht; macht over andere mensen, macht om de zaken naar eigen hand te zetten, macht om controle te hebben over de situatie.
Een belangrijk middel om deze macht uit te oefenen is geld. Geld is volgens afspraak gelijk aan de macht om te kopen en aldus te bezitten. Eigendom betekent controle.
Mensen zullen manieren zoeken om zoveel mogelijk geld, en dus invloed, te vergaren. Sommigen hebben hierbij een voordeel, omdat ze door een rijke afkomst een voorsprong hebben, of omdat ze slimmer zijn, of meedogenlozer. De hoeveelheid geld is niet onbeperkt, zij het wel groeiend, en het concentreren van geld in de handen van weinigen zal ten koste gaan van velen.
Dit is de situatie in onze wereld. Geld en macht zijn ongelijk verdeeld en degenen die er veel van hebben zijn vastbesloten deze ongelijkheid in stand te houden; voor het is het idee van eerlijk delen een schrikbeeld, een verlies van controle. En de grote macht die ze hebben, geeft ze ook veel mogelijkheden deze situatie in stand te houden, of nog te versterken. Door middel van verschillende instituties en organisaties worden de omstandigheden gecreëerd die de concentratie van macht in de handen van enkelen begunstigen.

Een van de middelen die in de afgelopen eeuwen steeds meer gebruikt wordt is die van het bedrijf. Een bedrijf is een organisatievorm, gemaakt door mensen, met als doel winst maken; dat wil zeggen dat het streven erop gericht is mensen en organisaties buiten het bedrijf er toe te brengen hun geld af te staan aan het bedrijf. Als dit lukt en het bedrijf wordt rijker, zal het streven zijn om steeds groter en rijker te worden, ten koste van anderen; er is hierbij geen grens, een bedrijf zal niet uit zichzelf stoppen met winst maken.
Belangrijk is hierbij te bedenken dat de neiging bestaat om in dit proces de ethische kanten van de handelswijzen die tot winst moeten leiden te negeren; het doel heiligt de middelen.
Er doet zich hier een psychologisch mechanisme gelden, dat ervoor zorgt dat mensen, die uit zichzelf wel geneigd zijn tot ethisch handelen, dit niet doen in hun functie bij het bedrijf waar zij deel van uitmaken. Als individu hebben ze moreel besef, als onderdeel van een bedrijf minder of niet.
Het gevolg is dat bedrijven in het proces van winst maken vaak schade toebrengen; schade aan mensen, direct en indirect, en schade aan de wereld als geheel. Bijvoorbeeld door een produkt te verkopen wat onveilig is, omdat het goedkoper is en dus meer winst oplevert. Of door mensen ertoe te verleiden meer te kopen dan ze zich kunnen veroorloven - meer winst voor het bedrijf - waardoor ze in financiele moeilijkheden komen. Of door produkten te maken op een manier die het milieu vervuilt, alweer omdat dit goedkoper is en dus meer winst oplevert.
Hoewel mensen die voor een bedrijf werken dus geneigd zijn de negatieve gevolgen van hun handelingen te negeren of te ontkennen, kan hiertegen protest ontstaan, door die mensen die de negatieve gevolgen ondervinden en mensen die zich maatschappelijk betrokken voelen. Maar dit leidt slechts af en toe tot kleine resultaten omdat veel bedrijven sinds lang geworteld zijn in de samenleving en zich zodanig hebben aangepast dat ze goed bestand zijn tegen tegenwerking van buiten. Hierbij kan je denken aan wettige middelen, zoals goede rechtsbijstand en invloed op diegenen die wetten maken om dit te doen in het voordeel van de bedrijfsvoering, en middelen ter overtuiging, zoals toegang tot media. Deze middelen zullen zolang mogelijk ingezet worden om de belangen van het bedrijf te verdedigen; lukt dit niet meer, dan neemt het bedrijf zijn verlies en gaat door op een andere manier, soms onder een andere naam, maar het wezen van de bedrijfsvoering wordt er niet door aangetast.
Onze wetten en gebruiken zijn zodanig dat er zelden vragen worden gesteld bij deze gang van zaken. Zoals gesteld komt er soms verzet tegen de negatieve effecten ervan, maar niet tegen het principe van bedrijfsmatigheid; het streven naar grotere winst, en daardoor grotere invloed en dus macht.

Een bijzondere plek onder de bedrijven wordt ingenomen door banken en andere financiele instellingen. Omdat zij geld verstrekken aan personen en instellingen, die hierdoor bij hen in de schuld komen te staan, oefenen zij het meest rechtstreeks invloed uit op de gang van zaken in het economische bestaan. Een persoon of instelling met schulden is kwetsbaar en afhankelijk van de geldverstrekker en zal dus geneigd zijn naar hem te luisteren; andersom is het in het belang van de geldverstrekker dat deze situatie blijft bestaan, dus dat zoveel mogelijk mensen en instellingen schulden hebben. Zo kan de geldverstrekker verdienen aan de schuldenaar (door middel van het innen van rente op de schuld) en houdt hij hem tevens onder controle.
Dit alles vindt plaats op verschillende niveaus; personen hebben schulden, bijvoorbeeld een hypotheek; bedrijven en andere instellingen hebben schulden, bijvoorbeeld door een lening van startkapitaal; en landen hebben schulden, de zogeheten staatsschuld, om publieke voorzieningen te kunnen betalen. Met andere woorden, de schuldenlast is diep geworteld in de samenleving en maakt ons allemaal afhankelijk en niet geneigd tot verzet hiertegen, uit angst voor de gevolgen.

Zoals eerder gezegd gaat het diegenen met veel geld en macht om het handhaven en vergroten hiervan. Hiertoe hebben ze verschillende middelen tot hun beschikking.
Er is het middel van politieke invloed. Dit kan rechtstreeks gaan, bijvoorbeeld door het doen van donaties aan een verkiezingscampagne, waardoor de ontvanger hiervan zich verplicht weet aan de gever. Maar ook indirect, door het overtuigen van bestuurders van de noodzaak om maatregelen te treffen die gunstig zijn voor het bedrijfsleven. Hierbij speelt, al dan niet op de achtergrond, altijd een dreigement mee; dat een maatregel die ongunstig is voor de macht en invloed van het bedrijfsleven, effecten zal hebben, zoals bijvoorbeeld het verlies van banen of algehele achteruitgang van de economie, wat kan leiden tot ontevredenheid over de betreffende bestuurder en wat hem eventueel zijn baan kan kosten. Omdat de bestuurder weet dat dit dreigement niet denkbeeldig is, zullen de meesten zich geheel of gedeeltelijk laten leiden door dit dreigement en geen maatregelen treffen die degenen met macht onwelgevallig zijn, zelfs als ze dat eigenlijk wel zouden willen. Op deze manier worden politici ingekapseld door het bedrijfsleven en worden vaak een verlengstuk ervan.

Dan is er het middel van de rechtstreekse invloed op mensen door middel van de media; kranten, tijdschriften, televisie, radio, internet. De meeste media zijn bedrijven of overheidsinstellingen (internet is een uitzondering) en ondergaan de invloed van het bedrijfsleven. Ondanks dat worden er soms door mensen die werken bij de media zaken aan het licht gebracht die ongunstig zijn voor het bedrijfsleven, maar meestal wordt alleen voorzien in de behoefte van mensen om op de hoogte te zijn van gebeurtenissen en wordt de situatie waarin we verkeren geschetst, al dan niet impliciet, als iets onvermijdelijks, een natuurlijk gegeven. Hierdoor werken de media meestal, bewust of onbewust, mee met het in stand houden van de macht door enkelen.
Daarnaast zijn media ook een bron van reclame-boodschappen, die een bijzondere, rechtstreekse manier van beinvloeding zijn. Door reclame worden mensen psychologisch gestimuleerd tot consumeren; er wordt het als het waren een sprookjeswereld voorgehouden, waar zij deel van uit kunnen maken, door de juiste producten te kopen. Dit heeft meerdere effecten die gunstig zijn voor het bedrijfsleven; mensen zullen meer producten kopen (meer winst), ze zullen schulden aangaan om die producten te kopen (nog meer winst) en bovendien zullen ze verdoofd worden; door het denkbeeldige bestaan in de prettige reclamewereld zullen ze weinig oog meer hebben voor de werkelijke situatie, en zich dus ook niet verzetten hiertegen.

Dan is er het middel van de economische afhankelijkheid. De meeste mensen krijgen hun inkomsten van een bedrijf of een overheid, en zijn hier voor hun bestaanszekerheid dus afhankelijk van. Zelfs als de inkomsten weinig zijn, misschien net genoeg om van te eten, zoals voor veel mensen in de wereld het geval is, is het toch een vorm van zekerheid. Vragen stellen bij de bestaande situatie, of zelfs hiertegen in verzet komen, staat gelijk aan het ondermijnen van deze zekerheid, iets wat veel moed vergt. En voor mensen die meer inkomsten hebben, zoals de meeste mensen in de westerse wereld, is dit misschien nog wel moeilijker; zij hebben meer te verliezen.

Dan is er het middel van een recessie, wat van tijd tot tijd wordt aangewend. Dit werkt als volgt: gedurende een periode van economische groei profiteren zowel de rijken als de niet-rijken; de mensen met het geld lenen het uit en ontvangen aflossingen plus rente en degenen die het lenen investeren het, bijvoorbeeld door een bedrijf op te zetten, en maken er winst mee. Er loopt dus een geldstroom van de kleine groep mensen met het grote geld naar de grote groep mensen met weinig geld en weer terug en aan beide zijden groeit het kapitaal. Maar na verloop van tijd verandert het evenwicht; het totale kapitaal van de grote groep groeit sneller. Dit betekent dat de kleine groep rijken verhoudingsgewijs minder krijgt en een kleiner deel van de totale geldvoorraad in handen heeft, en dus minder controle heeft over de economie. Dit is voor hen niet aanvaardbaar en dus starten ze een recessie door de geldvoorraad van de grote groep mensen te verminderen. Dit wordt gedaan door minder te gaan uitlenen (de stroom geld naar de grote groep wordt kleiner) en tegelijkertijd hun aandeel in de economie te verminderen door hun aandelen in het bedrijfsleven van de hand te doen. Daardoor worden de meeste mensen armer, er is minder bedrijvigheid, meer werkeloosheid en de waarde van bedrijven vermindert. Ondertussen blijft de geldvoorraad bij de kleine groep rijken wel groeien (zij het langzamer dan bij economische groei) doordat ze bedrijven, die door de recessie minder waard zijn, goedkoop kunnen opkopen en doordat de aflossingen en rente van de oude leningen in de meeste gevallen doorbetaald worden, en in het geval dit niet gebeurt, bijvoorbeeld omdat iemand zijn hypotheek niet meer kan betalen, beslaglegging volgt.
Dan, aan het eind van de recessie, is het evenwicht weer veranderd; de rijken hebben (opnieuw) een groot deel van de geldvoorraad in handen en het is tijd voor een nieuwe periode van economische groei. De geldkraan wordt weer opengedraaid, er wordt weer meer uitgeleend, de bedrijvigheid neemt weer toe en de grote groep mensen wordt weer rijker (en lenen en besteden weer meer, waardoor ook de rijken weer profiteren), tot aan de volgende recessie.

Dan is er het middel van oorlog. Een gewapend conflict levert op verschillende manieren veel winst op; rechtstreeks door middel van de verkoop van wapens aan alle partijen (openlijk of in het geheim) en, na afloop van het conflict, door de noodzakelijke wederopbouw. De kosten van oorlog worden over het algemeen door overheden betaald (dus uit belastingen of staatsleningen) en de winsten zijn voor het bedrijfsleven.
Daarnaast heeft oorlog eenzelfde werking als een recessie op de betrokken partijen; het maakt een grote groep mensen armer (door verlies of vernietiging van hun bezittingen) en een kleine groep rijker, dus een herverdeling van de geldvoorraad.
En oorlog heeft nog een voordeel voor de mensen met macht, misschien wel de meest cynische en afschuwelijke: er worden mensen gedood en hierdoor wordt een potentiële bron van verzet uit de weg geruimd. De mensen die het overleven zijn te moe en te getraumatiseerd om nog te denken aan verzet tegen de rijken die hun leven beheersen. Oorlog houdt mensen op hun plaats en ook daarom zullen de mensen met macht hun invloed aanwenden om conflicten aan te wakkeren en gaande te houden.

Gezien alle middelen die de rijken en machtigen tot hun beschikking hebben, en gezien het weinige animo van de meeste mensen om zich tegen hun tirannie te verzetten, door onwetendheid of desinteresse, kan je je afvragen of de situatie zoals geschetst niet een onvermijdelijke is, en verzet hiertegen bij voorbaat kansloos. Temeer daar pogingen hun macht te ondermijnen een reactie van de rijken teweeg zou kunnen brengen en zij niet zullen aarzelen vele mensen in de ellende te storten als zij dat nodig zouden vinden om hun macht te behouden. Met andere woorden, de prijs voor verandering zou hoog kunnen zijn en de uitkomst onzeker, en dus is de verleiding groot om te berusten in de situatie.
Toch is het niet zeker dat de situatie niet veranderd kan worden. Het is waar dat de geschiedenis tot nu toe verloopt in het voordeel van de rijken en machtigen, maar de toekomst is niet altijd gelijk aan het verleden en mensen hebben de mogelijkheid tot het maken van keuzes.
En in sommige opzichten is de huidige tijd een unieke. Er zijn meer mensen op de wereld dan er ooit eerder waren en de technologie, en daarmee de mogelijkheid om te communiceren en wereldwijd informatie en ideeen uit te wisselen, is meer wijdverbreid dan ooit tevoren. We weten meer en zijn hoger opgeleid, vooral in de westerse wereld maar in toenemende mate ook in ontwikkelingslanden.
Ook de problemen zijn groter dan ooit tevoren. Een groot gedeelte van de mensen in de arme delen van de wereld leeft in voortdurende bestaansonzekerheid en in de rijke delen zoeken de meeste mensen naar verdoving in het consumentisme. De milieuproblemen zijn enorm, het klimaat is aan het veranderen, met alle mogelijke gevolgen van dien voor de voorziening in voedsel, drinkwater en behuizing in de wereld. Gewapende conflicten blijven voortdurend de kop opsteken. Nationalistische en religieuze strijd ondermijnt de noodzakelijke samenwerking tussen mensen.
Gezien de grote nood zou niets doen en de huidige situatie laten voortbestaan wel eens onaanvaardbaar kunnen zijn. Nog afgezien van de ethische vraag of een mens moet berusten in tirannie, is er de vraag van het overleven. Zoals eerder gesteld, de rijken en machtigen zullen altijd kiezen voor hun eigenbelang en het behouden en vergroten van hun greep op de samenleving, zelfs als dat de vernietiging van de wereld zou betekenen. Verzet hiertegen, ook als de kans op succes klein is, is nu misschien een bittere noodzaak.

Al vaak in de recente geschiedenis is deze situatie beschreven en is er nagedacht over oplossingen, met veel verschillende resultaten. Het is niet de bedoeling van dit artikel om een alomvattende oplossing aan te dragen, enkel om een bijdrage te leveren aan een discussie en een grotere bewustwording van onze situatie. Toch zijn er wel enkele concrete mogelijkheden tot een begin van verzet tegen de rijken en machtigen, die hopelijk bij kunnen dragen aan een verandering ten goede.

Er is de mogelijkheid van bewustwording. Nadenken en discusseren met anderen, mensen wijzen op informatie over deze zaak, onszelf organiseren in verenigingen of partijen die oplossingen kunnen verzinnen en uitproberen. Dit is niet zonder risico omdat, zoals eerder gesteld werd, het gevaar van inkapseling door de machtigen niet denkbeeldig is, zodat we een deel worden van het probleem in plaats van de oplossing, zoals ook vaak is gebeurd in de geschiedenis. Voortdurende alertheid is dan ook noodzakelijk om niet in deze valkuil te stappen.

Voor de rijken onder ons is er de mogelijkheid om de consumptie te verminderen. Dit vermindert de greep van de rijken op ons, zowel geestelijk omdat de verdoving ten gevolg van overmatig consumentisme verkleint en er dus meer ruimte komt om na te denken, als ook praktisch omdat we financieel minder afhankelijk worden, door minder te kopen. Dit is met name het geval als het gaat om leningen; minder of niet lenen is een directe ondermijning van de financiële macht en controle die de rijken hebben op de samenleving.

Er is de mogelijkheid van je inzetten voor initiatieven die ten gunste zijn van mensen die in nood zijn, een vermindering van milieuvervuiling, of andere doelen die de negatieve gevolgen van de situatie van onze samenleving verminderen. Ook dit kent een risico, omdat het bedrijfsleven zo verweven is met de samenleving, dat onze inzet ook hen ten goede kan komen. Daarom is ook hier alertheid vereist en het voortdurend maken van afwegingen over de beste wijze om deze inzet te doen.

Tenslotte is het behouden van de wil tot verandering het belangrijkste; tegen de verleiding in om je maar neer te leggen bij de situatie of te geloven dat die onvermijdelijk is. Onze wil, gebaseerd op ons verlangen dat te doen wat juist is, kan leiden tot wezenlijke verandering ten goede, als we het die kans geven.

Hajo 14 april 2008